Filmregisseur Woody Allen die voor het eerst in Nederland komt optreden met zijn New Orleans Jazz Band, is dat een gimmick, een hype of ook echt de moeite? Met die vraag stapte ik zondag Paradiso binnen. Een dure gok, want de kaartjes kostten 74 euro. Maar ach, zonder risico’s ga je saai dood.
Organisator Mojo gokte ook, en verkeerd: aanvankelijk zouden Woody Allen & His New Orleans Jazz Band optreden in de veel grotere Heineken Music Hall (erkende galmbak in Zuidoost), maar die kreeg men niet volverkocht. Dus heette het dat Allen liever in een ‘intiemere setting’ speelde.
Bij binnenkomst (Paradiso stond voor de gelegenheid vol met klapstoeltjes) werden we op champagne getrakteerd. Dat ging wat rommelig, dus schonk mede-bezoeker Bram Moszkowicz hoogstpersoonlijk een glaasje prikwijn voor me in. Aardige man, niks geen bodyguards of onderwereldfiguren in zijn kielzog.
Aapjes kijken
Maar goed, het concert dus. Meteen bij opkomst werd aan het ovationeel applaus duidelijk dat we met z’n allen naar dat ene aapje kwamen kijken. Woody Allen deed alsof hem dat ontging en nam stuurs plaats temidden van de andere bandleden. Hoofd naar de grond gericht, klarinet in de aanslag.
Gedurende het concert stapte Allen twee keer naar de microfoon. Niet om wat flarden liedtekst tussen de vele solo’s te plakken (dat deden de trombonist, de pianist en de banjospeler af en toe, maar de regisseur zong zelf geen noot), maar om het publiek welkom te heten en – aan het eind – de band voor te stellen.
Dat deed hij zoals Woody Allen dat als geen ander kan: stuntelig, relativerend (‘we hopen dat u er iets aan vindt’) en met wat droge grapjes. Geen flamboyante bandleider, maar iemand die het langste strootje trok en dus de af- een aankondiging moet doen. Toch is het op zichzelf al heerlijk om die klagerige stem te horen. Woody Allen is een levend filmpersonage.
Rieten hoed en piercing
Hoe beviel de muzikant Woody Allen, en zijn New Orleans Jazz Band? Prima, als je tenminste in de stemming komt van extreem traditionele jazz met een groot rietenhoedjesimago. Grijzer was het publiek van Paradiso ongetwijfeld zelden, al zetelden er naast ons op het balkon een alternatieve bebaarde student met zijn gepiercede vriendin in naveltrui. Jong en oud zagen Allen gedreven soleren (wel keurig zittend op zijn stoel, de ene knie over de ander), waarbij hij zijn klarinet regelmatig liet klinken als een kortademige kip.
De liedjes (veelal jazz standards uit de eerste helft van vorige eeuw) voltrokken zich telkens volgens hetzelfde procédé: beurtelings speelden klarinet, trompet en trombone een solo, soms deed ook de piano of de banjo een duit in het zakje, en één keer mocht de contrabassist los gaan. Het gezelschap speelt al sinds 1996 elke maandagavond in de bar van het Newyorkse Carlyle Hotel. Voor die vaste weekafspraak liet Allen ooit zelfs een Oscar-uitreiking schieten.
Innovatief en verrassend was het allemaal niet, maar je wordt wel ontzettend vrolijk van deze ongecompliceerde jazz. Tijdens de lange soli waan je je in het New Orleans van de jaren vijftig. Die nostalgie was het hart van de avond. Na een solide toegift drentelden de oude bandleden het podium af. Allen oogde als de houterigste van hen allemaal, maar als muzikant kan hij nog steeds prima meekomen. Ondanks zijn befaamde uitspraak: “Ik heb natuurlijk absoluut geen talent.”
Dit verslag verscheen ook op Eeuwig Weekend.